Stamboom Baars Rhenen

Elisabeth Sampimon (van de Ende)

Persoonskaart

Bijkomende namen

Bijkomende namen Naam
Gehuwde naam Elisabeth
Gehuwde naam van de Ende

Ouders

vader Geboortedatum moeder Geboortedatum
Henricus Sampimon 1750 Elisabeth Maria Dames (Sampimon) ABT 1755

Persoonsgebeurtenissen

Soort gebeurtenis Datum Plaats Omschrijving
Geboorte 1790
Doop 02.09.1790 Rotterdam, Zuid-Holland, Nederland
Overlijden 08.12.1851 Rotterdam, Zuid-Holland, Nederland

Notities

Gehuwd op 29‑01‑1812 te Leiden met Johannes Van den Ende, geboren 1785, gedoopt (rk) op 02‑09‑1785 te Leiden, zoon van Cornelis Van den Ende en Christina Havermans.

Onderstaand betreft Elisabeths dochter
Carolina van den Ende Korter, maar even kleurrijk als dat van Bemmel, is het optreden van Carolina van den Ende geweest. Zij is onder nummer 169 in het eerste Register van Prostituées en Bordeelhouders terug te vinden. Daar staat tevens vermeld dat zij zich in 1873 als publiek huishoudster liet inschrijven in het pand Bezemmakersteeg 10, een niet al te bekende benaming voor de Dolhuissteeg en de Vrouwenkerksteeg tot het Vrouwenkerkhofl3. Wanneer men zich realiseert dat Van den Ende al In 1849 als publiekevrouw op de Langebrug zat, is het enigszins vreemd te lezen dat de eerste officiële vermelding uit 1873 dateert. Is zij erin geslaagd bijna vijfentwintig jaar door de mazen van de wet te glippen? In het najaar van 1850 verkaste Carolina van den Ende, dochter van de 'fabriquer de lainc' en ijzerkoopman Johannes van den Ende en Elisabeth Sampimon, woonachtig in de Raamsteeg, naar de Mandenmakerssteeg 10, waar ze aan het hoofd stond van een klein bordeel met als werkneemsters onder anderen de gezusters Gerardina en Judith Keereweer. Deze in De Camp geboren en getogen dochters van een greinwever kwamen uit een familie waarvan iedere lak wel iemand in de prostitutie en het kroegwezen zag werken. Moeder Keereweer, Anna Cornelia Florisson, stamde af van Johannes Boma - actief in Leiden omstreeks 1700 - onder wiens nakomelingen veel prostituées zijn te vinden34 . Afgezien van een kort verblijf op de Oude Vest35, woonde Van den Ende tot rebruari lH57 in de Mandenmakerssteeg. In diezelfde maand vestigde zij zich, na de geboorte van haar vijfde en laatste onwettige kind, voor goed als bordeelhoudster in De Camp. Haar eerste adres was Brandewijnsteeg 10, waar al sedert de jaren twintig ontucht werd bedreven en dat na Carolina's dood een van de beruchtste 'bierhuizen' van de hele wijk werd36 • Omstreeks 1860 nam zij haar intrek in Vrouwenkerkhof 14, een locatie die een tiental jaren later 'De Vijf Sterren' werd genoemd37 • Bij de aangifte van haar verhuizing gaf zij als beroep naaister op, maar de meisjes die bij haar woonden vormden bepaald geen regulier naaikransje. Ook op dit adres hield Van den Ende het niet lang uit. Haar volgende adres was een pakhuis in de Lijsbethsteeg38, dat zij als bordeel inrichtte. Tussen 1870 en 1880 wisselde zij vier keer van adres. In 1890 was zij weer terug in de Brandewijnsteeg, waar ze op 10 april 1894, 71 jaar oud, overleed. Carolina van den Ende heeft in de vijfenveertig jaar die ze actief is geweest, nogal wat te stellen gehad met de politie, vooral in de jaren zeventig. In het eerste halfjaar van 1874 werd ze acht keer vermeld in de Dag- en Nachtrapporten van de Gemeentepolitie, voornamelijk wegens afpersingen, vechtpartijen en berovingen. De laatste verliepen meestal volgens een vrij simpele, recht-toerecht-aan methode, zoals de Aalsmeerse schipper Cornclis Bosdam in de nacht van 10 op 11 mei 1874 ondervond. Aan het eind van een kroegentocht in De Camp werd hij met een compaan in de Brandewijnsteeg omsingeld door vier vrouwen, onder wie Van den Ende en Mie de Vos, een ex-prostituée, bierhuishoudster en beruchte vechtersbazin. Tijdens de omsingeling verloor de schipper een zakboekje met daarin het aanzienlijke bedrag van J 195. Toen zijn maat het boekje van de grond opraapte, bleek het geld verdwenen. Fouillering en huiszoeking leverden niets op en de dames wisten van niets. Dat madames als Van den Ende het oude vak trouw bleven, bleek in het geval met Jacobus Mitterwijnen. Deze Leidenaar was in de nacht van 1 op 2 juli 1874 'in vleselijken aanraking' met Carolina geweest en moest spoedig ervaren dat hij geen gewone prostituée had getroffen. Na betaling eiste Carolina nog een gulden extra van haar klant. Toen hij weigerde, ontstal zij hem zijn beurs met een geldsom van tien gulden. De agent bij wie Milterwijnen zijn verhaal deed, bonjourde hem resoluut de deur uit met het argument dat 'de vuile handelwijzen' hem tegenstonden39• Caroline zal hiervan nauwelijks hebben opgekeken, gewend als zij was aan het optreden van een van haar meisjes, de Friese Pauline de Jong, die een dermate stuitend gedrag vertoonde dat zelfs de geharde bewoners van De Camp tegen haar aanwezigheid bij de politie protesteerden.
Bron: http://www.oudleiden.nl/pdf2/jaarboek1991_05.pdf